Logopedie heeft als doel het verbeteren of vergemakkelijken van de communicatie.
Een logopedist verleent hulp bij problemen op het gebied van
stem, spraak, taal, afwijkende mondgewoonten en slikken.
Bovendien worden ook leerstoornissen door logopedisten behandeld.
Een logopedist verleent hulp bij problemen op het gebied van
stem, spraak, taal, afwijkende mondgewoonten en slikken.
Bovendien worden ook leerstoornissen door logopedisten behandeld.
Spraak en taal bij volwassenen
AFASIE
Afasie is een taalstoornis veroorzaakt door hersenletsel. Vaak ontstaat het na een beroerte.
U kunt problemen krijgen met spreken, het vinden van de juiste woorden, begrijpen, lezen en schrijven.
Soms is het spreektempo lager, maar is de spraak nog wel begrijpelijk. Bij een ernstige vorm van afasie lukt spreken bijna niet meer.
DYSARTRIE
Een dysartrie is een spraakstoornis veroorzaakt door een hersenletsel.
Een hersenletsel kan veroorzaakt worden door bijvoorbeeld een beroerte, de ziekte van Parkinson, MS of ALS.
Door het hersenletsel kan de spierkracht en de afstemming van de spieren onderling verstoord zijn.
Dat kan met praten gevolgen hebben voor de articulatie en voor de stem.
Hieronder vindt u enkele verschijnselen die bij een dysartrie kunnen optreden.
AANGEZICHTVERLAMMING
Aangezichtsverlamming is een uitval van de motoriek (beweeglijkheid) van de aangezichtsspieren door een verlies van functie van de facialiszenuw. Wanneer de aangezichtszenuw wordt beschadigd, zal de functie ervan geheel of gedeeltelijk uitvallen. Bij een volledige uitval spreekt men van een paralyse. Alle functies zijn dan verstoord. Bij een onvolledige verlamming (parese) kan men het aangezicht in beperkte mate bewegen. Een onvolledige verlamming kan in sommige gevallen binnen enkele dagen ontwikkelen tot een volledige verlamming.
Bij een onvolledig herstel is mimetherapie aangeraden. Deze behandeling beoogt een betere controle te krijgen over de gestoorde gelaatsexpressie. Door oefenen wordt een bewust verband gelegd tussen lichaamstaal, emoties en gelaatsuitdrukking. De oefeningen zijn gericht op ontspanning, beheersing van de ademhaling en het leren bewegen van de mimische spier van de gezonde en de aangedane zijde samen. Uiteraard is een psychosociale begeleiding hierbij zeer belangrijk.
(bron: NKO St Augustinus Wilrijk)
Afasie is een taalstoornis veroorzaakt door hersenletsel. Vaak ontstaat het na een beroerte.
U kunt problemen krijgen met spreken, het vinden van de juiste woorden, begrijpen, lezen en schrijven.
Soms is het spreektempo lager, maar is de spraak nog wel begrijpelijk. Bij een ernstige vorm van afasie lukt spreken bijna niet meer.
DYSARTRIE
Een dysartrie is een spraakstoornis veroorzaakt door een hersenletsel.
Een hersenletsel kan veroorzaakt worden door bijvoorbeeld een beroerte, de ziekte van Parkinson, MS of ALS.
Door het hersenletsel kan de spierkracht en de afstemming van de spieren onderling verstoord zijn.
Dat kan met praten gevolgen hebben voor de articulatie en voor de stem.
Hieronder vindt u enkele verschijnselen die bij een dysartrie kunnen optreden.
- Het spreken gaat niet meer zo snel. Als u probeert op uw gewone spreektempo te spreken verspreekt u zich, of wordt de spraak onduidelijk.
- U heeft het gevoel met een dikke tong te spreken.
- U heeft meer moeite met specifieke klanken.
- U spreekt te lang door op één adem en raakt buiten adem.
- Roepen en luid spreken kost erg veel moeite.
- U bent hees of spreekt monotoon.
- U heeft last van een droge mond of juist van veel speeksel tijdens het spreken.
AANGEZICHTVERLAMMING
Aangezichtsverlamming is een uitval van de motoriek (beweeglijkheid) van de aangezichtsspieren door een verlies van functie van de facialiszenuw. Wanneer de aangezichtszenuw wordt beschadigd, zal de functie ervan geheel of gedeeltelijk uitvallen. Bij een volledige uitval spreekt men van een paralyse. Alle functies zijn dan verstoord. Bij een onvolledige verlamming (parese) kan men het aangezicht in beperkte mate bewegen. Een onvolledige verlamming kan in sommige gevallen binnen enkele dagen ontwikkelen tot een volledige verlamming.
Bij een onvolledig herstel is mimetherapie aangeraden. Deze behandeling beoogt een betere controle te krijgen over de gestoorde gelaatsexpressie. Door oefenen wordt een bewust verband gelegd tussen lichaamstaal, emoties en gelaatsuitdrukking. De oefeningen zijn gericht op ontspanning, beheersing van de ademhaling en het leren bewegen van de mimische spier van de gezonde en de aangedane zijde samen. Uiteraard is een psychosociale begeleiding hierbij zeer belangrijk.
(bron: NKO St Augustinus Wilrijk)
Spraak en taal bij kinderen
De spraak- en taalontwikkeling bij jonge kinderen verloopt niet bij elk kind zonder problemen. De volgende problemen kunnen ontstaan.
Er zijn verschillende oorzaken voor spraak- en taalproblemen bij kinderen.
De oorzaak is echter niet altijd te achterhalen. Mogelijke oorzaken kunnen zijn:
- Het kind praat niet of de spraak komt laat op gang.
- Hij/zij heeft een achterstand in de taal.
- Hij/zij heeft moeite met het maken van zinnen.
- Hij/zij heeft moeite met het begrijpen van taal.
- Hij/zij heeft moeite met de uitspraak van klanken.
- Hij/zij heeft een algehele vertraging in de totale ontwikkeling.
Er zijn verschillende oorzaken voor spraak- en taalproblemen bij kinderen.
De oorzaak is echter niet altijd te achterhalen. Mogelijke oorzaken kunnen zijn:
- Een verminderd gehoor door bijvoorbeeld voortdurend verkouden zijn
- Het kind kan zich via gebaren of wijzen voldoende duidelijk maken en er is voor hem/haar geen noodzaak tot praten
- Het kind lijkt niet te begrijpen hoe hij moet communiceren
- Het kind lijkt om een bepaalde reden niet te willen praten
- Een onvermogen om klanken te vormen
- Een algehele ontwikkelingsachterstand
Afwijkende mondgewoonten
Afwijkende mondgewoonten zijn gewoonten die negatief zijn voor de gebitsstand, het spreken, het gehoor en de gezondheid.
Habitueel mondademen (ademen door de mond), afwijkend slikken en en/ of kauwen en duim- en vingerzuigen (en spenen) zijn afwijkende mondgewoonten.
Habitueel mondademen is de gewoonte om in rust de lippen niet te sluiten, waarbij er niet door de neus wordt geademd.
Als het mondademen blijft bestaan terwijl de neus weer doorgankelijk is, wordt de neus nauwelijks meer gebuikt en
kunnen de mondspieren verslappen.
Bij afwijkend slikken ligt de tong vaak laag onderin de mond. De tong wordt dan tussen de tanden geperst.
Doordat de tong tegen de tanden aanduwt tijdens iedere slik, kunnen de tanden scheef gaan staan.
Ook tijdens het spreken kan de tong tussen de tanden komen. Lispelen en onduidelijk spreken is het gevolg.
Het zuigen op een duim- of vinger is normaal bij baby’s en peuters omdat zij een grote zuigbehoefte hebben. Het geeft veiligheid.
Daarna kan het een gewoonte blijven en kunnen de tanden scheef groeien.
De vorm van de mond (het gehemelte) kan veranderen.
Vaak hebben kinderen die duimen of vingerzuigen een grotere kans op een slappe mondmotoriek, afwijkend slikken en lispelen.
Daarom is het belangrijk dat het spenen of duim- of vingerzuigen in een vroeg stadium wordt afgeleerd.
Bij lispelen worden de [s] of andere klanken verkeerd uitgesproken.
Dit kan komen door te slappe tongspieren, te weinig beheersing van de tongmotoriek of het verkeerd aanleren van de [s].
Habitueel mondademen (ademen door de mond), afwijkend slikken en en/ of kauwen en duim- en vingerzuigen (en spenen) zijn afwijkende mondgewoonten.
Habitueel mondademen is de gewoonte om in rust de lippen niet te sluiten, waarbij er niet door de neus wordt geademd.
Als het mondademen blijft bestaan terwijl de neus weer doorgankelijk is, wordt de neus nauwelijks meer gebuikt en
kunnen de mondspieren verslappen.
Bij afwijkend slikken ligt de tong vaak laag onderin de mond. De tong wordt dan tussen de tanden geperst.
Doordat de tong tegen de tanden aanduwt tijdens iedere slik, kunnen de tanden scheef gaan staan.
Ook tijdens het spreken kan de tong tussen de tanden komen. Lispelen en onduidelijk spreken is het gevolg.
Het zuigen op een duim- of vinger is normaal bij baby’s en peuters omdat zij een grote zuigbehoefte hebben. Het geeft veiligheid.
Daarna kan het een gewoonte blijven en kunnen de tanden scheef groeien.
De vorm van de mond (het gehemelte) kan veranderen.
Vaak hebben kinderen die duimen of vingerzuigen een grotere kans op een slappe mondmotoriek, afwijkend slikken en lispelen.
Daarom is het belangrijk dat het spenen of duim- of vingerzuigen in een vroeg stadium wordt afgeleerd.
Bij lispelen worden de [s] of andere klanken verkeerd uitgesproken.
Dit kan komen door te slappe tongspieren, te weinig beheersing van de tongmotoriek of het verkeerd aanleren van de [s].
Dysfagie: slikproblemen bij (jong) volwassenen
Door verminderde spierkracht en/of een verstoorde samenwerking van de spieren in de mond en de keel, kunnen slikproblemen ontstaan.
Ook kan een verminderde gevoeligheid in de mond en de keel een rol spelen.
Slikproblemen kunnen ontstaan na hersenletsel (bijvoorbeeld beroerte, ongeval, tumor), een aandoening van het zenuwstelsel (bijvoorbeeld Multiple Sclerose of de ziekte van Parkinson) of na een operatie in het hoofd- en halsgebied.
De volgende verschijnselen bij eet- en drinkproblemen kunnen voorkomen:
Ook kan een verminderde gevoeligheid in de mond en de keel een rol spelen.
Slikproblemen kunnen ontstaan na hersenletsel (bijvoorbeeld beroerte, ongeval, tumor), een aandoening van het zenuwstelsel (bijvoorbeeld Multiple Sclerose of de ziekte van Parkinson) of na een operatie in het hoofd- en halsgebied.
De volgende verschijnselen bij eet- en drinkproblemen kunnen voorkomen:
- Moeite met kauwen.
- Achterblijven van voedselresten in de mond.
- Moeite met wegslikken van voedsel.
- Verslikken bij eten of drinken.
- Gevoel dat eten of drinken blijft steken.
- Droge mond of juist te veel speeksel in de mond.
- Speekselverlies of vochtverlies bij drinken.
Leerstoornissen
Leerstoornissen worden ook wel "primaire leerproblemen" genoemd.
We spreken over een leerstoornissen als een kind specifieke en hardnekkige leerproblemen krijgt bij een of misschien enkele onderdelen van de leerstof (bijvoorbeeld bij spelling). Hierdoor kan het leren stagneren en kan het kind een onderwijsachterstand oplopen op dat specifieke gebied.
Er ontstaat vaak een discrepantie tussen wat een leerling verondersteld wordt te kunnen (op basis van zijn/haar intelligentie en de algemene schoolresultaten) én dat wat hij/zij in feite presteert op dat specifieke onderdeel.
We maken een onderscheid tussen verbale en niet-verbale leerstoornissen.
Verbale leerstoornissen:
We spreken over een leerstoornissen als een kind specifieke en hardnekkige leerproblemen krijgt bij een of misschien enkele onderdelen van de leerstof (bijvoorbeeld bij spelling). Hierdoor kan het leren stagneren en kan het kind een onderwijsachterstand oplopen op dat specifieke gebied.
Er ontstaat vaak een discrepantie tussen wat een leerling verondersteld wordt te kunnen (op basis van zijn/haar intelligentie en de algemene schoolresultaten) én dat wat hij/zij in feite presteert op dat specifieke onderdeel.
We maken een onderscheid tussen verbale en niet-verbale leerstoornissen.
Verbale leerstoornissen:
- Dyslexie: leesstoornis
- Dysorthografie: spellingstoornis
- Dysgrafie: schrijfstoornis
- Dyscalculie: rekenstoornis
- NLD
Stem
Iedereen heeft wel eens problemen met de stem. Bijvoorbeeld na een feestje, een verkoudheid of een griep. Maar stemproblemen kunnen ook zo ernstig zijn dat het spreken ernstig belemmerd wordt.
Er zijn twee soorten stemstoornissen: organische en functionele stemstoornissen.
Er zijn twee soorten stemstoornissen: organische en functionele stemstoornissen.
- Bij een organische stemstoornis zijn er afwijkingen aan het stemapparaat zelf (bv een poliep).
- Bij een functionele stemstoornis is er sprake van verkeerd gebruik of verkeerd functioneren van het strottenhoofd. Verkeerde gewoonten, ademhalingstechnieken of emoties hebben daar invloed op.
- Heesheid of schorre stem
- Geen stemgeluid hebben
- Wegvallende stem
- Vermoeid of pijnlijk gevoel na spreken
- Regelmatig keelschrapen
- Gevoel van een prop in de keel